Een goede successieplanning brengt gemoedsrust. De wetgeving, rechtspraak en administratieve standpunten zijn evenwel voortdurend in beweging. U doet er dan ook goed aan om geregeld na te gaan of uw successieplanning nog up-to-date is. Ieder kwartaal zetten wij de belangrijkste ontwikkelingen voor onze praktijk van de afgelopen drie maanden op een rij of diepen wij een actueel thema uit.
In deze kwartaalupdate vindt u een terugblik op het laatste kwartaal van 2024:
- Op 13 december 2024 werd het decreet met betrekking tot de hervorming van de Waalse registratie- en successierechten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Enkele van de belangrijkste wijzigingen die van toepassing zijn voor schenkingen en overlijdens vanaf 1 januari 2028 zijn:
- De verlaging van de schenkingsrechten voor onroerende goederen: het hoogste tarief in rechte lijn en tussen echtgenoten/wettelijk samenwonenden daalt van 27% naar 14% en voor schenkingen tussen andere personen van 40% naar 20%.
- De verlaging van de successierechten en aanpassing van de schijven: het hoogste tarief in rechte lijn en tussen echtgenoten/wettelijk samenwonenden daalt van 30% naar 15% en tussen broers en zussen van 65% naar 33%. Tussen ooms/tantes en neven/nichten daalt het hoogste tarief van 70% naar 35% en tussen alle andere personen van 80% naar 40%.
- De belastingvrije som inzake successierechten verhoogt van 12.500 euro naar 25.000 euro voor erfenissen in rechte lijn en tussen echtgenoten/wettelijk samenwonenden, en van 620 euro naar 5.000 euro voor erfenissen tussen andere personen.
- De kleinkinderen van echtgenoten en wettelijk samenwonende partners worden gelijkgeschakeld met de biologische kleinkinderen van de erflater.
- Voor de schulden van de nalatenschap worden forfaits ingevoerd: 1.500 euro voor de schulden van de erflater en 5.000 euro voor de begrafeniskosten.
- De successierechten worden verlaagd (en de schijven aangepast) voor verkrijgingen in rechte lijn van de gezinswoning (hoogste tarief zakt van 30% naar 15%). Bovendien wordt de vereiste geschrapt dat de erflater gedurende vijf jaar in de betrokken woning moet hebben gewoond. Het is voortaan voldoende dat de woning op het moment van overlijden de hoofdverblijfplaats van de erflater was.
- De verrekening van buitenlandse successierechten wordt wettelijk verankerd voor alle in het buitenland gelegen goederen voor overlijdens vanaf 1 januari 2025 (in navolging van het arrest van het Grondwettelijk Hof hierover. De verrekening bestond eerder slechts voor de buitenlandse successierechten op in het buitenland gelegen onroerende goederen).
- Op 30 december 2024 werd het Programmadecreet bij de begroting 2025 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Dit betekent o.a. dat vanaf 1 januari 2025:
- Het tarief van het verkooprecht bij de aankoop van een enige eigen woning daalt van 3% naar 2%.
- De verlaagde tarieven van het verkooprecht en de schenkbelasting voor gebouwen die energetisch worden gerenoveerd, worden afgeschaft.
- De verdachte periode voor niet-geregistreerde schenkingen wordt verlengd van drie naar vijf jaar.
- Het hof van beroep van Gent heeft zich in twee zaken opnieuw uitgesproken over het gunstregime voor familiale vennootschappen:
- In een eerste arrest gaat het hof uitvoerig in op de werking van het vermoeden van afwezigheid van een reële economische activiteit. Vennootschappen die cumulatief voldoen aan twee boekhoudkundige parameters (veel vastgoed en weinig personeel) worden (weerlegbaar) vermoed geen reële economische activiteit te hebben. In tegenstelling tot wat de belastingplichtigen argumenteerden, impliceert het niet-vervullen van de parameters evenwel niet noodzakelijk dat er wel een economische activiteit bestaat. Zelfs al zijn de parameters niet vervuld, dan nog moeten belastingplichtigen aantonen dat de vennootschap een handelsactiviteit tot voorwerp heeft én uitoefent, wat er in essentie op neerkomt dat de activiteit van de vennootschap een maatschappelijke meerwaarde moet creëren.
- In een eerste arrest gaat het hof uitvoerig in op de werking van het vermoeden van afwezigheid van een reële economische activiteit. Vennootschappen die cumulatief voldoen aan twee boekhoudkundige parameters (veel vastgoed en weinig personeel) worden (weerlegbaar) vermoed geen reële economische activiteit te hebben. In tegenstelling tot wat de belastingplichtigen argumenteerden, impliceert het niet-vervullen van de parameters evenwel niet noodzakelijk dat er wel een economische activiteit bestaat. Zelfs al zijn de parameters niet vervuld, dan nog moeten belastingplichtigen aantonen dat de vennootschap een handelsactiviteit tot voorwerp heeft én uitoefent, wat er in essentie op neerkomt dat de activiteit van de vennootschap een maatschappelijke meerwaarde moet creëren.
- In een tweede arrest gaat de betwisting precies over de toepassing van de zogenaamde economische activiteitsvoorwaarde. Het hof is daarin terecht kritisch voor het standpunt van Vlabel dat het verhuren van vastgoed enkel kwalificeert als een economische activiteit indien het gaat om intragroepsverhuur (cf. Omzendbrief 2015/2). Het hof oordeelt dat Vlabel hiermee een voorwaarde aan de wet toevoegt en dat vastgoedactiviteiten die een maatschappelijke meerwaarde creëren, waaronder de externe verhuur van bedrijfsmatig gebruikt vastgoed, wel degelijk een economische activiteit uitmaken. Het hof herhaalt ook zijn slagerijrechtspraak door bovendien te benadrukken dat de uitoefening van één (reële) economische activiteit volstaat om toepassing te maken van het gunstregime (zie onze eerdere bijdrage hierover). Vlabel markeert dit arrest op zijn website als “definitief” en lijkt zich aldus neer te leggen bij deze uitspraak.
- Een nieuwe circulaire moet de situatie verduidelijken waarbij iemand belast wordt onder de kaaimantaks op de inkomsten van een “juridische constructie” die zich bevindt in een staat waarmee België een dubbelbelastingverdrag (“DBV”) heeft gesloten. De fiscus erkent de voorrang van een DBV op het interne recht, maar stelt dat er in principe geen tegenstrijdigheid is tussen een DBV en de kaaimantaks, aangezien de kaaimantaks meestal niet beperkt zal worden door een DBV. De circulaire gaat echter niet in op bepaalde complexere situaties en de rechtsonzekerheid waartoe een simultane toepassing van de kaaimantaks en een DBV in die gevallen aanleiding kan geven (zoals bijvoorbeeld in het geval van “hybride entiteiten”).
Ons team volgt de evoluties op het vlak van successieplanning op de voet en begeleidt u graag bij het uitwerken van een successieplanning op maat.