[geactualiseerde versie van een artikel gepubliceerd op 25 januari 2024]
De wet van 20 december 2023 houdende diverse financiële bepalingen (de "Programmawet" – BS 15 januari 2024) bevat belangrijke nieuwigheden voor leidinggevenden en bepaalde medewerkers in de banksector.
Vooreerst (i) zullen individuele gedragsregels worden vastgelegd voor wie bankdiensten verricht, (ii) zal de FSMA toezien op de naleving ervan, en (iii) tuchtsancties kunnen opleggen indien inbreuken worden vastgesteld. Iedereen zal bij de FSMA een klacht kunnen indienen wanneer hij van oordeel is dat de gedragsregels niet zijn nageleefd.
Daarnaast worden de "fit & proper"-criteria aangescherpt en kan de Nationale Bank van België (NBB) een beroepsverbod opleggen aan wie niet langer aan de geschiktheidscriteria beantwoordt.
De bankierseed en het tuchtregime voor bankdienstverleners
Ruim tien jaar na de financiële crisis besloot de wetgever om een bankierseed en een tuchtregeling voor de banksector in te voeren (wet van 22 april 2019; zie hierover onze eerdere bijdrage). Deze regeling trad echter nooit in werking bij gebrek aan uitvoeringsbesluiten. Daar komt nu verandering in. De wetgever veranderde immers het geweer van schouder. De Orde voor Banktucht, die een tuchtrechtelijke regeling moest uitwerken om toe te zien op de naleving van de heersende deontologische normen, verdwijnt opnieuw nog voor ze het levenslicht zag.
Voortaan ligt de bankierseed in de Bankwet zelf vervat. Alle leidinggevenden binnen de kredietinstelling, alle agenten in bank- en beleggingsdiensten en anderen die rechtstreeks deelnemen aan het verrichten van bankactiviteiten of -diensten in België zullen een bankierseed moeten afleggen. Daarmee verbinden zij zich ertoe om bij de uitoefening van hun beroepsactiviteiten in alle omstandigheden (i) eerlijk en integer te handelen, (ii) op vakbekwame en professionele wijze te handelen, en (iii) rekening te houden met de belangen van de cliënten en de cliënten billijk te behandelen.
Een Koninklijk Besluit van 28 januari 2024 (BS 7 februari 2024) bepaalt de individuele gedragsregels op basis van een voorstel van de FSMA en na advies van de NBB en de beroepsverenigingen van de banken en de bankagenten.
Het toezicht op de naleving van deze regels komt bij de FSMA te liggen. Eenieder die van oordeel is dat de bankdienstverlener de gedragsregels heeft geschonden, zal een klacht kunnen indienen bij de Auditeur van de FSMA. Een FSMA-reglement zal vastleggen hoe een klacht kan worden ingediend en aan welke voorwaarden een klacht moet voldoen om ontvankelijk te zijn.
De Auditeur onderzoekt of er ernstige aanwijzingen zijn van inbreuken op de individuele gedragsregels. Dit onderzoek kan het gevolg zijn van een klacht, maar kan ook plaatsvinden op basis van de eigen bevindingen van de FSMA, bijvoorbeeld naar aanleiding van een inspectie. De betrokken bankdienstverlener krijgt de mogelijkheid om zijn opmerkingen te formuleren bij de voorlopige bevindingen van de Auditeur. Op basis van diens definitief verslag kan het directiecomité van de FSMA vervolgens een tuchtsanctie opleggen.
Die sanctie kan bestaan in een waarschuwing, een berisping of zelfs een beroepsverbod van maximaal drie jaar. De eerste twee sancties kunnen gepaard gaan met een verplichting om opleidingen te volgen. De sancties worden op geanonimiseerde wijze bekendgemaakt op de website van de FSMA. Beroep is mogelijk bij de Raad van State. Niet-naleving van de sancties (bijvoorbeeld de verplichte opleidingen niet volgen) kan leiden tot administratieve sancties.
Er is niet voorzien dat de klager in kennis wordt gesteld van de uitkomst van het tuchtonderzoek dat na zijn klacht werd opgestart. Dat moet allicht vermijden dat ontevreden bankklanten een tuchtklacht zouden indienen met als hoofdbetrachting de uitkomst van het auditoraatsonderzoek aan te gebruiken om een schadeaanspraak te ondersteunen.
Betreft het tuchtdossier een persoon die aan de "fit & proper"-regels voor kredietinstellingen onderworpen is, dan wordt de NBB of de buitenlandse toezichthouder ingelicht, zodat deze desgevallend passende maatregelen zou kunnen treffen.
De nieuwe regeling treedt in werking op 15 januari 2025 voor de "fit & proper"-personen en de verantwoordelijke leidinggevenden die actief zijn bij kredietinstellingen, en op 15 juli 2026 voor de andere bankdienstverleners. De tuchtregels zullen gelden vanaf die datum, ook als de betrokken bankdienstverlener de eed nog niet heeft afgelegd. Naar verwachting zullen immers meerdere duizenden bankmedewerkers de eed moeten afleggen.
De FSMA stelt op haar website alvast een aantal vragen en antwoorden (FAQ’s) ter beschikking voor een beter begrip van de nieuwe regeling.
Nieuwe vereisten voor de "fit & proper"-beoordeling (individuele kwaliteiten en collectieve bekwaamheid van het wettelijk bestuursorgaan)
De Programmawet verduidelijkt verder twee aspecten die inherent zijn aan het deugdelijk bestuur van kredietinstellingen, namelijk (i) de individuele kwaliteiten die "fit & proper"-personen moeten hebben, en (ii) de collectieve bekwaamheid van het wettelijk bestuursorgaan:
- De leden van het wettelijk bestuursorgaan van de kredietinstelling, de personen belast met de effectieve leiding en de verantwoordelijken voor de onafhankelijke controlefuncties moeten eerlijk, integer en met onafhankelijkheid van geest handelen. Wat de leden van het wettelijk bestuursorgaan betreft, moet dit hen in staat stellen om de besluiten van de effectieve leiding te beoordelen en ze ter discussie te stellen als dat noodzakelijk is en om daadwerkelijk toe te zien en controle uit te oefenen op de bestuurlijke besluitvorming.
- Het wettelijk bestuursorgaan en het directiecomité moeten zodanig zijn samengesteld dat deze organen in hun geheel genomen over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring beschikken om inzicht te hebben in alle bedrijfsactiviteiten van de instelling, met inbegrip van de voornaamste risico's waaraan zij is blootgesteld.
Deze dubbele wettelijke vereiste moet worden getoetst in het kader van de "fit & proper"-beoordeling. De goedkeuring van een persoon die op individuele basis voldoet aan het "fit & proper"-vereiste kan dus worden geweigerd als zijn profiel niet zodanig is dat voldaan wordt aan het vereiste van collectieve bekwaamheid.
De toezichthouder (NBB of ECB) moet bij de goedkeuring van voorgestelde benoemingen overigens ook rekening houden met de mate waarin het beleid en de doelstellingen die het benoemingscomité heeft vastgesteld, worden nageleefd, met name wat betreft de vertegenwoordiging van personen van verschillend geslacht.
Dezelfde wijzigingen worden aangebracht in de toezichtswetten die gelden voor beursvennootschappen (wet van 20 juli 2022) en betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld (wet van 11 maart 2018).
Een beroepsverbod wanneer de "fit & proper"-vereisten niet langer vervuld zijn
De NBB kan voortaan een beroepsverbod tot vijf jaar opleggen aan personen die een "fit & proper"-functie uitoefenen in een kredietinstelling, wanneer zij niet langer voldoen aan het "fit & proper"-vereisten.
Het beroepsverbod kan ook na de beëindiging van de "fit & proper"-functies nog worden opgelegd, wanneer de toezichthouder kennis krijgt van aanleiding gevende feiten die plaatsvonden tijdens de uitoefening van die functies.
Het beroepsverbod is niet beperkt tot functies bij kredietinstellingen, maar kan door de toezichthouder worden uitgebreid tot functies in andere instellingen waarop de NBB prudentieel toezicht uitoefent. De toezichthouder moet de aard van de verboden functies vermelden in de beslissing.
Dezelfde wijziging wordt doorgevoerd voor de financiële holdings en de gemengde financiële holdings.